Digitalisering begint niet bij complexiteit, ga voor gemak
Als het gaat over digitalisering in de zorg ontstaan er al snel twee kampen; de groep met een groot geloof in de kansen, en de groep die voorzichtig is en eerst alle voorwaarden wil scheppen. In de discussie over de mogelijkheden komt ook de roep om een wettelijke plicht op digitale zorg eens in de zoveel tijd weer voorbij in ons land. Minister Kuipers (VWS) is hier geen voorstander van: in een recente kamerbrief heeft hij kort helder uiteen gezet waarom dit volgens hem én juridisch lastig én niet passend en nodig is. Een manier van werken, of het gebruik van systemen, zou mijns inziens niet via een wettelijke plicht geregeld moeten worden. Dit moet de zorgsector zelf oppakken. En dan vooral omdat we het (als patiënt én vooral als zorgverlener) zelf ook echt willen.
Digitalisering in de zorg gaat te langzaam, dit hoeft niet
In het gewone leven kunnen we al bijna niet meer zonder. We worden wakker, zeggen onze huisgenoot goedemorgen, maken ons klaar voor de dag en zetten onze mobiele telefoon aan. We lezen de nieuwskoppen, kijken of er files zijn, zoeken als scholier op bij welk vak je die dag moet beginnen en sturen nog een bericht dat je die avond wat later aankomt bij de sporttraining. Een aantal veelgebruikte digitale services zijn zo de afgelopen jaren snel een vast onderdeel geworden van ons gewone leven. En we gebruiken die diensten niet omdat het moet, maar vooral omdat we het handig en snel vinden.
We kunnen ons het nu bijna niet meer voorstellen maar al deze dagelijkse digitale diensten zijn ooit klein begonnen. Na de komst van de mobiele telefoons begonnen we voorzichtig elkaar ook een SMS te sturen. Bij het afsluiten van een nieuw abonnement keken we extra goed naar hoeveel belminuten we hadden en naar het aantal SMS berichten wat we mochten versturen in een maand. En de eerste versie van de mobiele app van de ING Bank had echt maar één functie: saldo kijken. We vinden dat echter zo makkelijk dat velen in plaats van voorheen 1 keer per 2 weken (via papieren afschriften of via inloggen op een PC), naar meerdere keren per week makkelijk en snel ons banksaldo bekijken. En het aantal sms-berichten in een belbundel van toen lachen we nu om; dat aantal berichten versturen sommige van ons al op één dag (maar dan via Whatsapp, Slack of andere messaging platformen).
We kunnen niet meer zonder WhatsApp
Als gebruiker van deze digitale diensten zijn consumenten de afgelopen jaren meegegroeid met de mogelijkheden. Zo heeft WhatsApp in Nederland inmiddels 12,5 miljoen gebruikers. De commerciële digitale diensten werken slim en systematisch: ze analyseren nauwkeurig ons gedrag, patronen in het gebruik van de app of dienst, maken gebruik van nieuwe technische mogelijkheden en denken uiteraard na over waar extra opbrengsten (of besparingen) zitten. Van saldo kijken toen, doen veel mensen nu bijna al hun bankzaken via de app van de bank. En de klassieke SMS is uitgegroeid tot een communicatiemiddel (messaging) dagelijks groot in gebruik binnen de gehele maatschappij. Als bv. WhatsApp een grote storing heeft, staat het direct op alle nieuwssites. Niemand verplicht ons om deze digitale services te gebruiken, maar voor veel mensen is het toch wel erg makkelijk. En dus staan die apps bij miljoenen Nederlanders vaak op het eerste scherm op hun mobiel.
Grote programma’s duren te lang
Terug naar de zorg. Hoe komen we dan daar op grote schaal tot dit soort handige digitale services voor zowel patiënten als zorgverleners? We zijn in Nederland als land al een aantal jaren bezig met grote programma’s gericht op digitalisering in de zorg. O.a. via de VIPP trajecten, het MedMij stelsel en diverse programma’s zoals Faxexit, Babyconnect en Twiin. Toch is het gebruik in de praktijk nog relatief laag blijkt uit rapportages. Hoe kan dit en waar zit het verschil met andere sectoren? Een deel van het antwoord zit in de wijze hoe we het aanpakken: via grote programma’s.
Waar we in andere sectoren vaak zijn gestart met hele kleine diensten (vgl. saldo kijken) en die groot in gebruik nemen, willen we in de zorg vaak vanaf aanvang direct volledig zijn qua scope en rollen we heel voorzichtig uit in kleine pilots qua gebruik. Nog voor een digitale dienst ook maar enige schaal krijgt, gaan we al aan de slag met het toevoegen van de volgende mogelijkheden en wensen. Zie de steeds verder uitbreidende specificaties van het PGO/MedMij stelsel. Alsof je je eigen hypotheek van ABN AMRO volledig automatisch online wil kunnen inlezen bij de ING. Zover zijn de banken nog niet eens, waarom nu als zorgsector dan wel starten bij zo’n hoog niveau van complexiteit?
Een Minimum Lovable Product in de zorg
In de wereld van digitale platformen start men vaak met een Minimum Viable Product (MVP). Henrik Kniberg, Agile/Lean coach bij Spotify schreef in 2012 voor het eerst over de essentie van het werken met een Minimum Viable Product (MVP). De kern is dat je begint met het live brengen van een versie van je digitale dienst die zo klein mogelijk is, maar wel direct vanaf de start al waarde heeft voor al je gebruikers en daadwerkelijk op grote schaal gebruikt wordt in de praktijk. Nog mooier is eigenlijk de term MLP (Minimum Lovable Product). Onderstaand (bekend) plaatje laat de aanpak goed zien:
Niet eerst jarenlang doorontwikkelen naar een zo volledig mogelijk platform (de auto) met heel veel functies maar bij voorkeur snel starten met slechts 1-2 functies (het skateboard). Daarmee heb je én sneller gebruikers betrokken bij je dienst, realiseer je (op basis van feedback van echte gebruikers) uiteindelijk een beter product (de cabrio) én helpen je gebruikers met de groei van je dienst.
Snel waarde voor zorgverleners, juist ook met kleine oplossingen
In de zorgsector is dit niet gebruikelijk, en willen we met IT en nieuwe digitale diensten vaak vanaf aanvang direct volledig zijn. Uiteraard is het fijn als je als zorgverlener integraal een volledig dossier kunt overnemen van de andere zorgorganisatie bij een patiënt overdracht. En dan bij voorkeur ook nog volgens de laatste SNOMED-definities volledig uit-gemodelleerd zodat alle data in mooie losse velden terugkomt in je eigen zorgsysteem. De praktijk is echter dat het jaren kan duren alvorens de systemen hier klaar voor zijn (nog los van de uitdaging voor eenduidige registratie). En je tussentijds dus als zorgverlener helemaal niks hebt.
Is het dan toch niet waardevoller om wel alvast de basisgegevens van de patiënt te krijgen en bv. te weten bij wie je moet zijn voor meer informatie? Of eventueel wel vast het dossier als ‘domme’ PDF meesturen? Kiezen voor wat werkt. En van daaruit samen vaststellen welke vervolggegevens nu echt noodzakelijk zijn als volgende stap, deze introduceren, met z’n allen echt grootschalig gebruiken, snel leren en pas dan verder werken aan de volgende set, zoals deze o.a. door Nictiz worden opgesteld.
Volgens de MVP-aanpak is de kernvraag altijd: “Wat is de goedkoopste en snelste manier hoe we grootschalig kunnen leren?”. Kunnen we bij wijze van spreken starten met een digitale dienst die nóg makkelijker is dan een skatebord. Zoals bv. een buskaartje?
Gemak is de sleutel
De kansen van digitalisering zijn groot, ook voor de zorg. Laten we echter als sector en leveranciers niet proberen om direct op het allerhoogste niveau te starten. Systemen zijn er niet altijd klaar voor, maar met name gebruikers moeten snel zelf de waarde kunnen ervaren, erin groeien als gebruiker, vertrouwen opbouwen en zo onderdeel worden van het verder groot toepassen in de praktijk. Dat is zeker mogelijk, ook in de Nederlandse zorgsector.
Dit artikel is eerder verschenen in de Nieuwsbrief Zorg & Innovatie >